Wooclap bestaat 10 jaar! 🎂
Een decennium van samen leren ontwikkelen met docenten, trainers en lerenden.
10 Beroemdste Neuromythen
20.03.2019 • 10 minuten
Neuromythen zijn misvattingen over de werking van het menselijk brein. Door versimpelingen in de media, politieke en commerciële motieven, en onderzoekers die haastig opvallende resultaten willen publiceren, wordt een foutief, onvolledig of voorlopig idee vaak als vernieuwende openbaring aangenomen. Hoewel de meeste van deze mythen uiteindelijk worden weerlegd, nestelen ze zich meestal al in het collectieve bewustzijn voordat het zover is. Wij delen 10 van de beroemdste neuromythen en de onterecht toegeschreven neurowetenschappelijke onderbouwing.
Deze mythe verwijst naar het onjuiste idee dat we slechts een fractie van onze hersenen gebruiken en zo het potentieel ervan onderbenutten. De oorsprong hiervan gaat mogelijk terug tot de eerste hersenstudies in de jaren dertig. Metingen toen waren onvoldoende gevoelig en lieten zogenaamde «stille» hersengebieden zien, wat de indruk gaf dat ons brein maar deels actief was. Een andere verklaring is dat het brein werd omschreven als een optelsom van sterk gespecialiseerde gebieden, waardoor men veronderstelde dat steeds maar één gebied actief kon zijn. Naar verluidt zou Einstein zelf hebben beweerd dat hij slechts 10% van zijn brein gebruikte. Moderne hersenbeeldvorming kan deze mythe versterken, omdat alleen gebieden met kleur als actief lijken, terwijl deze in werkelijkheid slechts verhoogde activiteit tonen ten opzichte van de rest van het brein.
In werkelijkheid tonen hersenscans aan dat we op elk moment meerdere, met elkaar verbonden gebieden uit beide hersenhelften gebruiken. We benutten ons volledige brein, zelfs bij rust of tijdens het slapen. Het potentieel ontwikkelt zich dankzij neuroplasticiteit, oftewel de mogelijkheid van de hersenen om op elke leeftijd te veranderen - ten goede of ten kwade.
Vaak wordt beweerd dat creatieve mensen een «rechterbrein» hebben, terwijl rationele mensen meer «linksbrein» zouden zijn. Het idee dat we het ene hersenhalfrond meer gebruiken dan het andere, is nergens op gebaseerd. De online test met de draaiende danseres om dit vermeende profiel te herkennen, toont in werkelijkheid gewoon een ander kenmerk van het menselijk brein: de bistabiele waarneming van een dubbelzinnig beeld. Het visuele beeld van de danseres kan op twee manieren worden geïnterpreteerd (draaiend in de ene of de andere richting). Het brein kiest eerst één perceptie, en schakelt dan na een poosje over naar de andere.
Deze misvatting is gebaseerd op het feit dat er relatieve hemisferische specialisatie is, met andere woorden: beide hersenhelften doen niet exact hetzelfde. Die asymmetrie heeft echter niets te maken met persoonlijkheid. In het linkerhalfrond zitten bij rechtshandigen bijvoorbeeld de belangrijkste gebieden voor spraak. Het rechterhalfrond is beter in dieptezien. Toch is voor de meeste taken samenwerking tussen beide hersenhelften vereist. Ze zijn met elkaar verbonden via een grote verbindingsbaan, het “corpus callosum”. Of we nu denken of creëren: beide hersenhelften werken altijd samen.
Deze mythe was het startsein voor een generatie HR-adviseurs en personal development consultants, die vooral van de jaren negentig tot 2000 floreerden met talloze publicaties en seminars hierover.
Volgens deze denkfout is het van cruciaal belang om bepaalde zaken vóór een bepaalde leeftijd te leren, omdat dit later veel moeilijker of onmogelijk zou zijn. «Alles gebeurt tussen je 3e en 6e levensjaar», zo wil deze mythe je doen geloven.
Neurale plasticiteit, oftewel het vermogen van het brein om zich aan te passen, is het sterkst aan het begin van het leven; daarom leren kinderen zo snel. De optimale leermomenten worden dan ook «gevoelige» of «kritische» periodes genoemd. Later leren kan nog steeds, het duurt alleen langer en vereist meer moeite. De mens is neurologisch geprogrammeerd om zijn hele leven te leren, zelfs tot op hoge leeftijd.
Dit artikel is gebaseerd op het boek “Neuro Learning: Les neurosciences au service de la formation”, een uitgave die “een pedagogische topprestatie vormt doordat ze een uiterst disruptief proces omvormt tot een scala aan nieuwe kansen voor leren”.
Deze mythe, vooral verspreid binnen het onderwijs, stelt dat iedere leerling een favoriete manier van leren heeft: visueel, auditief of kinesthetisch. Deze voorkeuren, als ze al voorkomen, zijn werkgewoonten en het is wetenschappelijk aangetoond dat erop inspelen geen voordelen oplevert.
Ongeacht iemands eventuele voorkeur is de mens in de eerste plaats visueel ingesteld. Het is bewezen dat het toevoegen van een afbeelding aan een uitleg het leren voor iedereen bevordert; het combineren van zintuiglijke kanalen vergroot bij alle mensen de aandacht en het vermogen om te onthouden.
Binnen de volwasseneneducatie zijn specialisten recent ook kritisch gaan kijken naar de «leerstijlentheorie».
Deze mythe berust op een wetenschappelijke “bug”. In 1973 publiceerden Amerikaanse onderzoekers in het vooraanstaande Nature -tijdschrift resultaten die wezen op een stijging in IQ na het luisteren naar een sonate van Mozart. In het onderzoek deden drie groepen volwassenen cognitieve IQ-tests, voor en na het luisteren naar ofwel Mozart, een rustgevend deuntje of helemaal niets. Alleen bij de “Mozart”-groep was een lichte verbetering zichtbaar in het ruimtelijk redeneren en dat effect hield slechts enkele minuten aan. De overige tests lieten geen verschillen zien, maar dit voorlopige resultaat vond wereldwijd weerklank.
Het duurde meer dan vijftien jaar om de feiten onder ogen te zien: ondanks de zorgvuldigheid van het eerste onderzoek bleken de resultaten niet te kloppen. Tegen die tijd was de mythe echter al diep verankerd en kwamen er wereldwijd gecertificeerde “Mozart effect”-producten op de markt, die beweerden de intelligentie van jonge kinderen te ontwikkelen - zelfs in de baarmoeder! Belangrijk detail: het oorspronkelijke onderzoek was alleen op volwassenen gericht.
Hoewel het “Mozart-effect” een wetenschappelijke mislukking bleek, laat recent onderzoek zien dat muziek studeren tijdens de kindertijd de cognitie kan versterken (White-Schwoch, 2013).
Het Brain Gym®-programma beweert de informatieoverdracht tussen beide hersenhelften te verbeteren door middel van oefeningen. Zo wordt leden bijvoorbeeld aangeraden door het linker neusgat te ademen om de rechter hersenhelft te stimuleren; hiervoor is echter geen wetenschappelijk bewijs.
Het door een Britse docent ontwikkelde en in tachtig landen verkochte programma beroept zich ten onrechte op de neurowetenschap. Ondanks wetenschappelijke campagnes die het tegenspreken, weten Brain Gym®-methodes nog steeds veel docenten te verleiden. Opvallend is dat de meest absurde uitspraken inmiddels uit de recentste uitgaven zijn verwijderd.
Hoewel lichaamsbeweging in welke vorm dan ook gunstig blijkt voor het brein, is Brain Gym® volledig verworpen door de wetenschappelijke gemeenschap.
Er wordt vaak gezegd dat vrouwen en jongere generaties beter in staat zijn tot multitasken. Op de vraag of zij productiever zijn door meerdere taken tegelijk te doen, is het wetenschappelijke antwoord echter beslist “Nee”. Integendeel: taken combineren belast het brein juist extra. Daarom is bellen tijdens het rijden ook verboden.
Twee taken tegelijk uitvoeren kan alléén als één van beide volledig geautomatiseerd is, bijvoorbeeld praten tijdens het lopen. Zelfs bij zulke automatische bezigheden kan een onvoorziene omstandigheid roet in het eten gooien. Ons brein werkt het beste als we ons op één taak tegelijk richten, ongeacht leeftijd of geslacht.
Er wordt vaak beweerd dat mannen en vrouwen een andere intelligentie hebben, en dat mannen bijvoorbeeld beter zijn in wiskunde. Klopt dat? Anatomisch gezien is het mannelijke brein groter en zwaarder dan het vrouwelijke. Er zijn ook functionele verschillen: het spraakgebied is in vrouwelijke hersenen bijvoorbeeld vaak actiever. De hersenen van mannen en vrouwen worden door verschillende hormonen beïnvloed, maar een verband tussen deze verschillen en cognitieve prestaties is niet gelegd.
Vroeger werd gezegd dat jongens superieur zouden zijn aan meisjes als het om wiskunde gaat, maar recentere rapporten trekken dit in twijfel. In een onderzoek onder 86 landen bleek dat, als er al een verschil is, het verschil minimaal is en eerder aan sociale factoren ligt dan aan sekse. Uit een meta-analyse kwam zelfs naar voren dat meisjes wereldwijd, in elk vakgebied, gedurende de laatste eeuw betere cijfers haalden dan jongens.
Ondanks de biologische verschillen die bij beide seksen worden gevonden, zijn die tot nu toe niet betekenisvol gebleken. In het bijzonder zijn mannelijke en vrouwelijke intelligentie vrijwel gelijk (al moet gezegd worden dat er geen eenduidige wetenschappelijke definitie van intelligentie is…).
Brain training, videogames die het brein moeten stimuleren, zijn razend populair in de Verenigde Staten en hebben ook Europa veroverd. Leiden deze games daadwerkelijk tot blijvende verbetering van cognitieve functies? Diverse studies proberen die vraag te beantwoorden, maar de resultaten zijn tot nu toe teleurstellend. Een groep wetenschappers sloeg zelfs de handen ineen om consumenten voor deze producten te waarschuwen.
Een grootschalig onderzoek, gepubliceerd in Nature, vergeleek het effect van drie trainingsvormen bij 11.430 volwassenen:
Na zes weken bleken alle drie de groepen hun cognitieve score in ongeveer dezelfde mate te hebben verbeterd.
Twee studies onder Franse schoolkinderen toonden aan dat Nintendo Brain training hetzelfde effect heeft als spelletjes met potlood en papier.
Los van het gebrek aan overtuigend bewijs draait bij deze games alles om het overdraagbaar maken van vaardigheden en kennis. Beter worden in een specifieke taak vereist vooral veel oefening. Je prestaties verbeteren in een spel (zoals sneller op een doel klikken) betekent niet automatisch dat je cognitieve vaardigheden in het dagelijks leven verbeteren.
Drie serieuze, maar voorlopige, aanwijzingen:
De mythe dat je tijdens de slaap dingen kunt leren, is niet nieuw. In de jaren ’50 en ’60 probeerden onderzoekers uit de voormalige Sovjetunie hier een antwoord op te vinden. Sommige van deze studies lieten positieve resultaten zien, maar waren methodologisch ondeugdelijk. Hierdoor konden westerse wetenschappers de uitkomsten niet reproduceren.
Om te leren moet je wakker zijn, want het vergt bewuste inspanning. Hoewel je niet kunt leren tijdens je slaap, is slaap wel onmisbaar voor de ontwikkeling en het functioneren van het brein. Tijdens het slapen worden namelijk dingen die je overdag hebt geleerd, opgeslagen in het geheugen.
Vijf wetenschappelijke feiten
Vijf theorieën die door wetenschap zijn weerlegd
Dit artikel is gebaseerd op het boek “Neuro Learning: Les neurosciences au service de la formation”, een uitgave die “een pedagogische topprestatie vormt doordat ze een uiterst disruptief proces omvormt tot een scala aan nieuwe kansen voor leren”.
Bron: Medjad, N., Gil, P. & Lacroix, P. (2017).Neuro Learning: Les neurosciences au service de la formation.Parijs: Eyrolles.
Een maandelijkse samenvatting van onze productupdates en onze nieuwste publicaties, direct in je inbox.